Van mbo naar hbo is pittig, maar te doen

Ongeveer veertig procent van de mbo-studenten gaat verder studeren in het hbo. Soms valt de overstap mee en soms valt dat tegen. Nick Slippens kent zowel het mbo als het hbo en helpt mbo’ers bij de overgang van mbo naar hbo.

Van vmbo-kader, naar mbo, naar hbo

Hogeschool Fontys zet sinds vorig schooljaar studentenmentoren in om mbo-studenten te helpen bij de overstap naar het hbo. Een van deze studentmentoren is Nick Slippens, student aan de pabo en de lerarenopleiding Nederlands. Hij ging van vmbo-kader, naar mbo, naar hbo. Daardoor weet hij precies wat mbo’ers nodig hebben om een goede overstap naar het hbo te durven en kunnen maken, zegt hij in het blad Bron Fontys. “Ik kom van het mbo - waar ik de opleiding onderwijsassistent deed - en merkte dat ik zelf best baat zou hebben gehad bij wat begeleiding.”

Voordelen als mbo’er

De stap naar het hbo vond hij best pittig. “Juist omdat je mbo deed, met stages en praktijkopdrachten, denk je dat je voorloopt op havisten, maar dat valt tegen. De snelheid is veel hoger op het hbo. Waar we daar een paar weken de tijd voor iets kregen, doen we dat hier soms in een dagdeel.” Er was nog een belangrijk verschil: “Op het hbo ben je veel meer met de ‘waarom-vraag’ bezig. Je moet een eigen visie ontwikkelen en steeds de koppeling tussen theorie en praktijk maken. Veel meer dan op het mbo moet je je afvragen waarom je doet wat je doet.” Nick deelt zijn ervaringen met studenten van het Koning Willem I College die naar de pabo willen.

Toelatingstoets, maar wel ondernemender

Er bleek bij mbo’ers bijvoorbeeld veel onzekerheid over de toelatingstoets op de pabo. “Daar proberen wij dan bij te helpen. We geven ook informatie over de andere manier van toetsen en over wat hbo-vaardigheden zijn. Als ze straks beginnen, coachen we hen ook nog tijdens het eerste trimester bij Fontys en ook als ze kiezen voor een andere hogeschool.” Toch hebben mbo’ers absoluut ook voordelen in het hbo, vindt Nick. “Ze zijn ondernemender. Dat hebben ze geleerd op het mbo. Ze zijn gewend producten te maken, zelf aan de slag te gaan. De onzekerheid zit vooral in de vraag of ze het niveau aankunnen.”